zondag 22 mei 2011

Auteur Peter Sloterdijk: boek "Je moet je leven veranderen"



Peter Sloterdijk wordt regelmatig bestempeld als mediafilosoof en publiek intellectueel, vooral vanwege zijn rol als presentator in een filosofisch televisieprogramma in zijn thuisland Duitsland. De lijvige en complexe boeken van Sloterdijk worden niet alleen door wetenschappers gelezen, maar ook door het grote publiek. In Nederland werd Sloterdijk bekend met zijn trilogie Sferen (2004-2009), waarin hij zich afvraagt waar en hoe mensen leven. In zijn nieuwste werk, Je moet je leven veranderen, onderzoekt Sloterdijk wát de mens eigenlijk is. Hij constateert dat de mens continu naar perfectionering streeft, en daarom door middel van oefening en training tot zelfverbetering zou moeten komen.
“De mens kan alleen vooruit als hij naar het onmogelijke streeft.” Dit citaat van Nietsche had de ondertitel van Je moet je leven veranderen kunnen zijn, want Sloterdijks boek leest als een pleidooi vóór het menselijke streven om uit te blinken. De mens is een wezen dat geen genoegen neemt met het leven zoals dat is gegeven, stelt Sloterdijk. Om die reden is hij steeds op zoek naar een motivatie om zichzelf te verbeteren. Ooit waren het de georganiseerde godsdiensten die deze motivatie leverden, maar deze wereldreligies zijn in de loop van de twintigste eeuw gedeconstrueerd. Er moet daarom worden gezocht naar een nieuwe, globale motivatie -‘imperatief’ noemt Sloterdijk dit - waarvoor de mensheid zich in de toekomst volledig kan inzetten.
In Je moet je leven veranderen geeft Sloterdijk een groot aantal voorbeelden van historische en minder historische figuren die boven zichzelf uitstegen dankzij training en ascese. Eén van de hoofdstukken in het boek heet Alleen invaliden zullen overleven. In dit deel beschrijft Sloterdijk de Duitser Carl Hermann Unthan (1848-1929), een man die zonder armen werd geboren maar zich desondanks wist op te werken tot concertviolist, waarbij hij de viool met zijn voeten bespeelde. Met het voorbeeld van Unthan wil Sloterdijk aangeven dat hoge cultuur nauw samenhangt met hypercompensatie. Sloterdijk: “Er bestaat een noodzaak om te compenseren voor een existentieel gebrek. Carl Hermann Unthan is een overtuigend voorbeeld dat grote prestaties vaak voortkomen uit aangeboren gebreken die gecompenseerd moeten worden. Vaak is het zelfs overcompensatie, en dat leidt op zijn beurt tot dat mysterieuze gevoel dat wij hoge cultuur noemen.”
In Je moet je leven veranderen signaleert Sloterdijk niet alleen problemen, maar draagt hij ook oplossingen aan. Zo moet de mensheid inzien dat de huidige mateloze manier van leven - de ‘frivoliteitscultuur’ - niet kan blijven voortbestaan. Een globale ecologische catastrofe ligt volgens Sloterdijk op de loer, en de grootste zorg voor de mens is daarom de zorg om te overleven. Mensen moeten, zoals de titel van het boek al aangeeft, hun leven veranderen. Eén van de veranderingen waar Sloterdijk op aandringt, is het vinden van alternatieven voor de eindige natuurlijke hulpbronnen. Hij verwacht dat ieder moment een nieuwe, wereldwijde avant-garde kan opstaan die zich als reactie op de dreigende catastrofe zal inzetten voor het behoud van onze planeet.

Leer ons stil zitten (Tim Parks)

Prostaatproblemen vormden de directe aanleiding voor Tim Parks’ Leer ons stil te zitten. In dit werk, een zelfhulpboek en filosofisch essay ineen, beschrijft Parks hoe hij jarenlang leed onder vreselijke pijnen in zijn onderbuik. Zijn artsen konden geen oorzaak vinden, en zijn wanhoop leidde de cynische en kritische Parks ertoe om zich op aanraden van een Indiase arts over te geven aan verschillende alternatieve geneeswijzen. “Onmiddellijk werd ik me ervan bewust dat er nog een geheel ander aspect aan mijn aandoening zat. Ik realiseerde me bovendien dat mijn scepticisme voor een groot deel door angst werd voortgedreven.”
Tim Parks, geboren in Engeland en wonend in Italië, is van mening dat hij zijn schrijversloopbaan voor een groot deel te danken heeft aan zijn opvoeding binnen de Anglicaanse kerk. Hij ontwikkelde niet alleen een fascinatie voor taal door het uitgebreid bestuderen van de Bijbel, maar ook een sceptische houding ten opzichte van alles wat zweverig is. De reden hiervoor was een korte flirt van zijn ouders met het uitvoeren van exorcismen en het spreken in tongen, waar Parks zich jarenlang tegen afzette.

Toen Parks rond zijn veertigste levensjaar last kreeg van zijn onderbuik, konden zijn artsen niet ontdekken waar die pijn vandaan kwam. Een behandelmethode die hem werd aangedragen was deep relaxation. Dit bleek een verkapte benaming voor meditatie. Parks: “Het woord meditatie suggereert iets wat buiten onze cultuur ligt; bijna alsof je je van de westerse wereld afwendt.” Door de goede keuze van zijn artsen om de term ‘meditatie’ te verhullen, begon Parks met het uitvoeren van oefeningen. Het doel van deze bewegingen was om zijn hoofd en lichaam weer met elkaar in verbinding te brengen.
Parks merkte dat hij baat had bij de oefeningen. Na enige tijd werd hij door een behandelaar verwezen naar een retraite. “Daar was het de bedoeling om je hoofd leeg te maken van alle gedachten die op woorden gebaseerd zijn. Dat was moeilijk, omdat alles wat ik doe met woorden samenhangt,” aldus Parks. “De enige manier om je gedachten vrij te maken van woorden, is door je volledig op lichamelijke sensaties te richten. Wanneer dat lukt, komen diepe golven van ontspanning over je heen. Eerst is dit overweldigend; later meer stabiel en beheersbaar.”
In zijn boek schrijft Parks over zijn ervaring in de retraite: “De pijn is weg. De gebogen rug recht zich, de longen vullen zich en het lichaam is één, alsof alle deuren in het huis zijn weggehaald en je je overal vrij kunt bewegen. Je voelt álles, tegelijkertijd, of beter gezegd: je bént alles, van je tenen tot je vingertoppen tot de haren op je hoofd.” Ondanks zijn ingrijpende ervaringen blijft Parks een scepticus pur sang. Wel is zijn instelling veranderd. Parks: “Scepticisme zou moeten zijn: ‘Ik geloof het als het werkt’, en niet: ‘Ik geloof het niet voordat ik het geprobeerd heb’.