zaterdag 17 maart 2012

filosoof Maarten Doorman en zijn laatste boek "Rousseau en ik." (VPRO boeken 18 maart)


 
Rousseau heeft ons opgezadeld met de erfzonde van echt en onecht, zo betoogt filosoof Maarten Doorman in zijn laatste boek Rousseau en ik. De Zwitsers-Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) is de uitvinder van een idee dat gaandeweg een obsessie voor de westerse cultuur is geworden; het authentieke ik. Door Rousseau zijn we in de greep van een verlangen naar echtheid zoals die volgens hem gevonden kan worden in jeugd, de natuur, liefde en spontaniteit. Doorman gaat in zijn boek in op de problemen van authenticiteit en de paradoxen in het denken en handelen bij Rousseau zelf.

Frits Bolkestein noemde Rousseau ‘De romantische intellectueel waarmee alle narigheid is begonnen’. Hij had een aantal scherpe ideeën over onderwijs, opvoeding en omgang. Zo was hij wars van leren uit boeken. Kinderen moesten alles zelf intuïtief ontdekken. Onderwijs en opvoeding mochten het kind weinig tot niet bijsturen in zijn ontdekkingsreis. De filosoof had geen boodschap aan taalconventies en beleefdheid, aangezien dit allemaal maar kunstmatige afspraken tussen mensen waren die niet uit het gevoel voortkwamen en dus niet authentiek waren. Hij bewonderde de ‘nobele wilde’, want die stond het dichtst bij de natuur, en verkocht zijn horloge omdat hij de juiste tijd toch niet nodig had.

Dat Rousseau's echte leven bepaald niet overeenkwam met wat hij in zijn geschriften voorstond scheen hem niet te deren. De denker was namelijk ook een dief en een potloodventer die alle vijf zijn onwettige kinderen te vondeling liet leggen. Volgens critici viel dit gedrag van de ‘hysterische filosoof’ nou niet bepaald te rijmen met de idealen van Rousseau uit, bijvoorbeeld, zijn pedagogische werk
Emile of over de opvoeding uit 1762 waarin hij betoogde dat je een kind zuiver dient te houden door hem in een landelijk isolement, ver van ‘geleerde kletspraatjes’ op te voeden. Rousseau wuifde kritiek weg en had een afkeer van intellectualisme. Denken was immers niet authentiek, voelen was authentiek, dus denken roept wantrouwen op en werkt verdeeldheid tussen mensen in de hand.

Doorman laat in zijn boek zien dat een Rousseauiaans verlangen naar authenticiteit niet alleen ondoenlijk is, maar ook onwenselijk. Hij noemt de politiek als voorbeeld, en stelt dat het bij een tv-optreden van politici vandaag de dag nog maar om één ding draait; hoe authentiek kom je over? Ideeën zijn volgens hem onbelangrijk geworden binnen een wedstrijdje authentiek zijn en vliegen afvangen. Authentiek zijn is synoniem geworden voor betrouwbaar zijn; wie draait, is onecht en wie onecht is, is niet te vertrouwen. Een ander voorbeeld is de ego-etalage
Facebook, waarin mensen louter de leuke kanten van hun leven tonen. Deze obsessie met authenticiteit werkt existentiële twijfel in de hand over werk, huwelijk, leven en liefde. Daar worden mensen ongelukkig van, volgens Doorman.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten